Theoensheila.reismee.nl

Cowboys in Bolivia

In het vorige verhaal zagen we nog geen kans om Bolivia fatsoenlijk te introduceren. Laten we nu dus beginnen met een (geleende) introductie van Bolivia: 'het land heeft één van de hoogste, meest afgelegen, ruigste, koudste, warmste, winderigste, droogste, zoutste en moerassigste landschappen ter wereld. Daarnaast is het het armste van het continent (Amerika), maar het rijkste in natuurlijke bronnen'. Qua grootte is het vergelijkbaar met Spanje en Frankrijk gecombineerd (op de kaart lijkt het zo klein doordat de buurlanden zo enorm zijn).

De dik tweehonderd km die we met onze eerste busreis in Bolivia aflegden tussen Uyuni en Tupiza kostte ons een vrij oncomfortabele acht uur van ons leven. Doordat de weg ook maar een meter asfalt ontbeerde, we af en toe moesten remmen voor een lama of een geit en een lekke band op de koop toe kregen, duurde het allemaal (zoals verwacht) langer dan gehoopt. Een dag later, op de rug van onze paarden in een 'wild-west-film' omgeving waren we de kleine ongemakken snel weer vergeten. De dag ervoor hadden we inspiratie voor de paarden-tour opgedaan met de film 'Butch Cassidy and the Sundance Kid', die hier is opgenomen. Door de rode, ruige bergen, de cactussen en dorre struiken waanden ons (drie uur lang) echte 'cowboys'.

Na afloop van de tour namen we een lokaal busje terug naar het centrum van het overigens heel rustige en ontspannen centrum van Tupiza. Samen met onze mede reizigers Angelo (die 's avonds trouwens heerlijk Italiaans voor ons kookte) en Alex (die verantwoordelijk was voor de steak), kwamen we midden in een Boliviaans dans-festiviteitje terecht (waarschijnlijk ter ere van de ontdekking van Zuid-Amerika door Columbus in 1492). Nadat één van ons door de lokale vrouwen mee werd gesleurd in de traditie, kon de rest niet lang meer achter blijven. Het komende half uur probeerden we de Boliviaanse 'dans-moves' eigen te maken en hoopten we stiekum dat er ergens een keer een eind zou komen aan het nummer.

Nog eens zeven uur met de bus bracht ons in Potosí, de hoogste stad ter wereld (4090 meter). Hugo, de neef van Sheila (en bij jullie bekend door een van onze Nieuw-Zeeland verhalen) had deze stad aangemerkt als een 'must-do'. De stad werd gesticht na de ontdekking van zilver in de nabijgelegen berg, nu genaamd 'Cerro Rico' (rijke berg). De 8 miljoen slaven die voor de Spanjaarden hier de dood vonden om het edelmetaal uit de berg te delven, werkten onder omstandigheden moeilijk voor te stellen voor ons rijke westerlingen.

In een poging dat te veranderen, boekten we een tour door de mijn. Nadat we de charmante mijn-kleding aangepast hadden gekregen, gingen we langs de markt om kadootjes te kopen voor de werkers die we later zouden spreken in de mijn. Onder die kadootjes zaten cocabladeren (waar cocaïne van gemaakt kán worden, maar in deze vorm vrij onschuldig is en wordt gekauwd om honger en pijn te verdrijven) en dynamiet! Zonder enige controle, en voor nog geen twee euro vijftig, kochten we een staaf dynamiet (van 150 gram, genoeg om een auto op te blazen), de lont en de ontsteker. De volgende stop was de raffinaderij waar de kostbare grondstoffen worden gescheiden van het steen.
Nu alle voorbereidingen waren getroffen knipten we onze helm-lampen aan en gingen we onder leiding van onze gids de mijn in. In de volgende twee uur, met onze zakdoeken voorgebonden voor alle stof, liepen, kropen en klommen we door de soms erg nauwe doorgangen van de mijn. De lucht rook erg giftig door alle zware metalen die er rond zweefden en het was er zweterig warm, maar wat het meest indruk maakte waren de gesprekjes met de mannen die vaak meer dan tien uur per dag hier werken. De zware fysieke arbeid, de garantie op longkanker en een middelmatig loon weerhouden deze (veelal) vaders van grote gezinnen, of hun zonen, er niet van om elke dag weer de mijn binnen te lopen. We beloven bij deze plechtig dat we nooit meer zullen klagen over ons eigen werk...

Ondertussen zijn we met de (gedeelde) taxi aangekomen in Sucre, wat één van de mooiste steden in Zuid-Amerika moet zijn. We vertellen jullie volgende week of dat echt zo is.

Wist u dat:

  • Onze voorraad vloeistoffen in tubes aardig snel slinkt doordat we ze op nogal verschillende hoogtes open maken en dan iedere keer weer verrast worden door het drukverschil?
  • Theo door zijn blauwe ogen, zijn lengte en door zijn kale hoofd midden op straat werd versierd? (toegegeven, de dame in kwestie was zeker 65+)
  • De mijn-tour de meest indrukwekkende van het jaar was, maar ook de eerste waarvan we blij waren dat hij afgelopen was?
  • We van tevoren een beetje bang waren gemaakt voor Zuid-Amerika, maar dat dat, net als in Australië, (tot nu toe) totaal ongegrond is?
  • We beiden al naar de diacure hebben moeten grijpen omdat onze toiletbezoekjes wat te frequent werden?
  • Sheila haar eerste grapje in het Spaans erg goed viel bij de toehoorders (en we bijna zeker weten dat ze dit keer niet lachten om een taalfout)?

Het hoog(s)tepunt

De vlucht naar Noord Chili vanaf de hoofdstad Santiago was er één die ons bij zal blijven. Na vertrek duurde het even voordat we boven de Andes uit waren geklommen maar daarna volgden we de bergrug ook tot aan onze bestemming, Calama (Noord Chili). De kleine twee uur vliegen hadden ons in een totaal andere wereld gebracht, die van droge woestijnen, zoutvlaktes, enorme hoogtes en (nog) onbekende dieren.

In Calama zelf is eigenlijk niks te doen, de stad is er voornamelijk voor de mijnwerkers. De grootste kopermijn ter wereld ligt namelijk vlakbij. Een tour zou ons door de 3 km brede en 1km diepe mijn leiden maar helaas voor ons was deze al volgeboekt voor de komende dagen. Nu dus ook de enige activiteit niet mogelijk was, kochten we een buskaartje naar de (toeristisch gezien) meest interessante plaats van Noord-Chili, San Pedro de Atacama. Als we dachten dat we in de Outback al leegtes hadden gezien dan waren we in voor een verrassing, de Atacama woestijn is de droogste ter wereld waardoor er praktisch niks groeit. Toen de bus het dorpje binnenreed moesten we weer even schakelen; bruin lemen huizen, onverharde wegen ende vele straathonden geven het dorp een Midden-Oosten uiterlijk.

De gezelligheid lijdt in ieder geval niet onder die uitstraling,we vonden een leuk hostel voor de komende vier dagen en deden gelijk maar een biertje op het marktplein. De verkoper van de tours, die we wilden boeken voor de komende dagen, haalde ons vanons voornemen om het de eerste dag rustig aan te doen af. Een half uur later zaten we in een busje op weg naar de Moon- en Deathvalley.

Onwerkelijk, dat is hetenige woord dat we kunnen verzinnen om het landschap te beschrijven. Zoals de naam al doet vermoeden is het in de eerste valleinet alsof je op de maan loopt. In de dagen erna bezochten we een mooi meer op de Altiplano (een vlakte op 4200 meter hoogte) en de zoutvlakte in de vallei. De hoogtes doen trouwens best veel met je lijf, de eerste twee dagen liepen we rond met hoofdpijn en door het zuurstoftekort is het net of je nog nooit in je leven hebt gesport. De vallei (van 100 bij 30 km) wordt omringt door bergen, waaronder 27 actieve vulkanen, waarvan we eréén zagen roken. Hier zagen we ook onze eerste flamingo´s en vicuna´s (een soort lama).

Voor onze laatste tour rond San Pedro moesten we vroeg ons bed uit. De geisers die zo´n twee uur rijden van het dorp zijn, geven net na zonsondergang de meeste stoom. De hobbelige rit was het zeker waard, de geisers waren indrukwekkend en het zwemmen in de natuurlijke thermaalbaden (bij een buitentemperatuur van 2 C) was echt een leuke ervaring. Bij terugkomst moesten we beslissen hoe we verder naar Bolivia gingen reizen, per openbaar vervoer of 4x4 tour.

We hebben wel slechtere keuzes gemaakt deze reis, de driedaagse tocht per Toyota Landcruiser door de bergen naar de grootste zoutvlakte ter wereld, Salar de Uyuni in Bolivia, was onvergetelijk. De verharde weg verlieten we al na een paar kilometer om die te verruilen voor vaak niet meer dan sporen van andere jeeps. Het bergachtige landschap was verrassend kleurrijk, maar niets vergeleken bij de intens rode kleur van één van de meren die we onderweg tegenkwamen. De witte oevers (zout), gele planten en roze flamingo´s maakten het kleurenpallet compleet.

De nachten waren vrij basic, de eerste sliepen we zelfs met z´n zessen op een slaapzaal en warm konden we het niet noemen op 4400 meter, maar de uitzichten overdag maakten dat we die ongemakken snel vergaten. Op de derde dag kwamen we aan op de enorme zoutvlakte (165 bij 135 km) in Bolivia. Het was een uitdaging om leuke foto´s vanzo´n leegtete maken, maar we denken dat we daarin toch zijn geslaagd.

Wist u dat:

  • Chili 152 actieve vulkanen herbergt, wat gelijk 10% van de wereld is?
  • De zoutlaag bij het dorpje San Pedro de Atacama 1450 meter dik is?
  • De verkoper van de tours had gezegd dat het een beetje fris kon zijn bij de geisers, maar dat Theo zijn tenen daar anders over dachten in de open wandelsandalen bij -6 C?
  • We coca-bladeren thee hebben gedronken als remedie voor de hoogtekwaaltjes?
  • De net 23 jarige chauffeur iets te diep in het glaasje had gekeken op zijn verjaardag en hij Theo vroeg het stuur over tenemen op dag twee van de 4x4 tour (en hij twee minuten later lag te slapen in de bijrijdersstoel)?
  • We met z´n zessen netjes om vijf uur klaar stonden voor de zonsopkomst maar dat diezelfde chauffeur toen nog lekker lag te slapen?
  • Je een paar minuten extra moet uittrekken voor de foto´s dit keer, maar we denken datdie niet verspild zijn?

Spaanse les in Chili

Dat de vertrekhal van Paaseiland geen Schiphol is, bleek uit het feit dat we bij de security werden weggeblazen door een taxiënd vliegtuig. Op weg naar de hoofdstad van Chili passeerden we in vijf uur nog eens twee tijdzones waarmee we nu nog maar vijf uur eerder leven dan in Nederland. Onze aankomst op het vaste land van Chili was helaas na zonsondergang, waardoor de verbazing over het Andes gebergte nog even werd uitgesteld.

De taxi bracht ons naar een nette buitenwijk van Santiago, Providencia, waar ons gastgezin ons hartelijk ontving. Norma (een Chileense weduwe van een jaar of zestig) en Ramón (een vriend) waren ons gezelschap voor deze week. Of het typisch Chileens is weten we niet, maar het was de hele week een komen en gaan van mensen. Ons Spaans heeft er in ieder geval niet onder geleden ook al is het Chileens zelfs voor het geoefende oor moeilijk te volgen.

Door de zeven miljoen inwoners en weinig hoogbouw is Santiago zelf een enorm uitgestrekte stad. Toen we voor het eerst over onze schouder keken, op weg naar school (wat elke dag te voet een klein uurtje, retour, innam) waren we wederom onder de indruk door de enorme bergrug pal achter de stad. Terwijl de stad zelf vlak is en op zeeniveau ligt, meten de pieken van de Andes hier meteen 6000 meter (ter vergelijk: de hoogste berg van Europa, de Mont Blanc is 4811 meter hoog).

Eén van de redenen voor ons om te reizen is om te leren. Dit doen we elke dag, maar op de Spaanse taalschool ging het deze week in een wat hoger tempo. Naast de drie uur klassikaal (met z'n vieren), kregen we ieder ook nog eens anderhalf uur privéles per dag. 's Ochtends stond de wekker behoorlijk op tijd en het was iedere dag laat voordat we weer 'thuis' waren. De stadstour, een gratis wandeltocht van vier uur, nam ons langs de belangrijkste plekken en de leuke restaurants en bars waar we ook onze eerste Pisco-sour, het nationale drankje nuttigden. De school zelf organiseerde ook veel uitjes; wij haakten aan bij het bezoek aan de begraafplaats. Het tachtig (!) voetbalvelden grote kerkhof vereist eigenlijk twee dagen om volledig te verkennen. Wij passeerden, in de paar uur dat we er waren, onder andere het graf van de vader van Augusto Pinochet, de dictator die Chili een kleine twintig jaar met harde hand bestuurde.
De San Christobal heuvel (met een prachtig wit Maria standbeeld bovenop) dient, naast een open-lucht kerk ook als uitzichtpunt voor de toeristen. In het trammetje op de terugweg kwamen we in gesprek met Australiërs die bijna weer naar huis moesten. Hun reisgids (de Lonely Planet) bespaarde ons zo'n 25 euro, maar voordat we die ophaalden deden we nog even één biertje op het terras. Vier uur later en aardig wat liters bier verder, besloten we dat het tijd was om iets te gaan eten.

Op onze 'vrije' zaterdag namen we nog de bus naar Valparaiso, de havenplaats 120 km west van Santiago. Gedurende de tijd dat we onze ogen open konden houden (het studentenleven had ons redelijk gesloopt) deden we de eerste indrukken van het bergachtige landschap van Chili op. Het land is bijna 5000 km lang, maar gemiddeld maar 200 km breed doordat de Andes daar al de grens vormt met Argentinië en Bolivia. Aangekomen in de havenplaats namen we onze vertrouwde rol van toerist weer aan en slenterden we heerlijk door deze kleurrijke plaats.

Al met al vloog de week weer om en voor we het wisten reed Norma ons naar het vliegveld met haar zo geliefde tango- en salsamuziek, voor onze vlucht naar de droogste woestijn ter wereld, de Atacama. Maar daarover de volgende keer meer.

Wist u dat:

  • We op dag twee al best trots waren op onze Spaanse kennis, maar dat Norma haar verbazing boekdelen sprak toen we vroegen waar 'de was woonde'?
  • Het af en toe voelde als de middelbare school maar dat Theo zijn kater op vrijdagochtend niet zo makkelijk overwonnen was als op die leeftijd?
  • Sheila salsa-danste met een Mapuche (oorspronkelijke bewoners van Chili) in de bar op donderdagavond?
  • We zonder te betalen de taxi zijn uitgestapt toen de taxichauffeur zijn meter weigerde aan te zetten?
  • We in begin maart vanaf Thailand een kaartje hadden gestuurd naar Gido en Marita en dat die nu net pas is aangekomen?
  • De term voor ons blanken 'gringo' is voor de Latijns Amerikanen?
  • De blanke en altijd gladgeschoren (Noord) Amerikanen in dit werelddeel niet zo geliefd zijn en dat Theo, om misverstanden te voorkomen, zijn scheermes nu wat minder hanteert?
  • Chili niet heel duur is, maar ook zeker niet spotgoedkoop? We schatten dat de prijzen hier de helft van de Nederlandse zijn.
  • Het ene weekje Spaans echt nuttig was en dat we met veel meer zelfvertrouwen een simpel gesprekje aangaan en nu iets meer kunnen bestellen dan 'twee bier'?

Beeldig Paaseiland

Als echte Nederlanders hadden we onze vluchtgegevens, data, vliegveld van vertrek en exacte tijden van onze vlucht doorgegeven aan het hostel om geen misverstanden te laten bestaan over waar en wanneer we opgehaald moesten worden. Als we geweten hadden dat er op Paaseiland maar ongeveer vijf vluchten in de week aankomen en het hostel praktisch naast het vliegveld ligt, hadden we met een datum kunnen volstaan.

De jetlag viel dit keer niet mee, ondanks dat we in het vliegtuig van de kleine vijf uur, (mede door een slaappilletje) vier uur stevig hadden geslapen. Aangekomen in ons hostel probeerden we de eerste symptomen van ons af te schudden door een haze-slaapje. De luxe van vorige week is nu weer helemaal voorbij, Paaseiland is echt duur en daarom moeten we weer de goedkopere hostels (ten koste van de duurdere hotels) boeken. Tijdens de verkenning van het dorpje (de enige trouwens, waar ook de meeste van de 3500 inwoners wonen) zagen we een affiche over een film (Rapa Nui) over de geschiedenis van het eiland. Diezelfde avond verbreedden we onze (nog vrij beperkte) kennis over het eiland. Zo leerden we dat de bewoners vroeger een jaarlijkse wedstrijd hielden (om de nieuwe hoofdman te kiezen) waarbij een paar fitte mannen moesten zwemmen naar een naburig eilandje en het eerste (bonte stern) vogelei op moesten halen.

Ondanks een slechte nacht (vooral voor Sheila) gingen we vol goede moed naar het verhuurbedrijf om ons eigen vervoer te regelen. Paaseiland is zo klein als Texel en dus dachten we dat het leuk zou zijn samen een 4x4 quad te huren. Zonder verzekering (we betwijfelen of dat concept hier bestaat) en met waarschuwings-stickers op het voertuig dat we er absoluut niet met z'n tweeën en er niet mee op de openbare weg mee mochten rijden, vertrokken we uit het dorp op weg naar de Moai's.

Het mysterieuze van Paaseiland zit het hem volgens ons vooral in het feit dat men nog steeds niet weet waarom de bevolking de beelden (Moai's) maakte en hoe ze het enorme gewicht ervan (tot 90 ton) verplaatsten. Veel theorieën zijn er wel en het zal ons niet verbazen als iedere bewoner van het eiland een iets andere heeft.

De enige weg rond het eiland (die maar voor de helft van de afstand verhard is, goddank dat we geen scooter hadden gehuurd) volgend, zagen we de eerste beelden staan of liggen, want veel van de (ongeveer 400) Moai's zijn door stammen-rellen omgetrokken. De meesten staan langs de kust op een verhoging, die zelf wel of niet als begraafplaats is gebruikt, en staan met hun gezicht naar binnen gericht (om de inwoners te beschermen). De steengroeve, een vulkanische heuvel waar de Polynesische bevolking de beelden uit hakte, ligt nog steeds bezaaid met Moai's in verschillende stadia van productie. Vol ongeloof en respect bewonderden we de enorme prestatie die het (zo'n 600 jaar geleden) moet zijn geweest om de beelden uit de ruwe rotsen van de heuvel te hakken, boetseren en vooral ook te verplaatsen.

Geradbraakt, in de letterlijke betekenis van het woord, reden we de quad aan het eind van de middag nog de vulkaan in het zuiden van het eiland op. We konden recht de krater (en die is een stuk groter dan het doet voorkomen op de foto) in kijken en we bezochten het gerestaureerde dorp op de top van de vulkaan, waar vroeger de race begon naar de vogeleieren. Vroeg in de ochtend van de volgende dag vertrokken we wederom naar de andere kant van het eiland om nog een zonsopkomst plaatje met de Moai's te schieten.
Morgenmiddag vliegen we door naar Santiago, de hoofdstad van Chili, voor een taalcursus van een week, aangezien we nu alleen nog maar 'twee bier' kunnen bestellen in het spaans (en we vermoeden dat dat niet genoeg zal zijn om drie maanden goed door te komen).

P.S. Iedereen die de moeite heeft genomen ons een kaartje o.i.d. te sturen naar onze vorige bestemming (ze zijn helaas nu nog onderweg), heel erg bedankt! We vinden het erg jammer dat het niet gelukt is maar we waarderen het initiatief heel erg! En mama nogmaals bedankt voor de aanzet!

Wist u dat:

  • Het een goed half uur douchen kostte om alle stof, benzinelucht en ander vuil van ons af te wassen (en flink schrobben met de tandenborstel voor alle vliegen) na een dag op de quad?
  • Het slaappilletje dat we kregen van andere hotelgasten op Moorea ervoor zorgde dat we allebei al bijna omvielen van de slaap voordat we door de douane en security gingen, ondanks dat ze ons op het hart hadden gedrukt dat het om een licht middel ging?
  • We nu officieel in Zuid-Amerika zijn omdat Paaseiland een provincie van Chili is?
  • Het vliegveld van Paaseiland de officiele uitwijkhaven is (was) voor de Amerikaanse Spaceshuttle?
  • We vijf tijdzones door gevlogen zijn in de maar vijf uur durende vlucht (en dat dat behoorlijk mee hielp aan onze fikse jetlag)?
  • Rapa Nui (wat grote rots betekent), 'Paaseiland' wordt genoemd sinds de Nederlander Mr. Roggeveen het eiland ontdekte op paaszondag in het jaar 1772?

8 days a week

Het verbaasde ons dat onze wekker het na zo'n lange tijd nog deed, maar het was noodzakelijk om op tijd op Sydney Airport te geraken. De dag ervoor hadden we, geholpen door het prachtige weer, de wereldstad nog eens goed verkend per trein, bus en veerboot. Via Auckland, Nieuw Zeeland, bracht Air Tahiti ons comfortabel naar Papeete, het grootste dorp van de eilandengroep.

Onze aankomst op Tahiti geschiedde in 'stijl', met een bandje die ons met lokale muziek welkom heette op het eiland en een witte bloem voor iedereen. Omdat we de internationale datumgrens over waren gevlogen, maakten we de donderdag deze week twee keer mee en moesten we onze horloges een dag terug zetten. Na een kort taxi-ritje checkten we in, in ons eerste hostel in maanden. Om gelijk maar weer naar de backpackers-mindset te schakelen (en omdat Frans Polynesië echt duur is) deelden we onze 'dorm', voor 1 nacht, met drie anderen.

De veerboot bracht ons de volgende dag in een halfuur naar het (mooiere eiland) Moorea. Het inchecken in ons hotel ging op 'eiland-tempo', na ruim drie kwartier konden we onze rugtassen in ons eigen huisje, vlak aan het (ultra blauwe) water afgooien. Wat een luxe! Na een half jaar in een busje (wat we destijds een denegrerende term vonden voor onze camper) hadden we eindelijk onze eigen badkamer en een echt bed!
Over onze activiteiten deze week kunnen we kort zijn: die waren er niet.

Oké, dat is een beetje overdreven. We zwommen tussen de roggen en haaien tijdens een boottour en we hebben, tijdens het snorkelen, genoten van de duizenden vissen en schildpadden op en rond het koraal. Maar voornamelijk hebben we genoten van het niks doen of moeten. 's Ochtends en 's avonds gingen we onszelf te buiten aan al het heerlijke eten dat (heel Amerikaans) was inbegrepen in de prijs.
Vannacht, rond middernacht (12 uur 's middags Nederlandse tijd) zullen we in dik vijf uur naar Paaseiland, bekend om de Moai's (de grote beelden), vliegen. Laten we hopen dat de gebroken nacht, voor een niet al te fikse jetlag gaat zorgen.

Wist u dat:

  • Oude gewoontes dodelijk kunnen zijn? Theo zette de geleende scooter op het spel door op de linker-weghelft weg te rijden...
  • Je niet verder van de bewoonde wereld af kan zitten, dan hier op Tahiti?
  • Onze achterdocht naar de foto's in de reisbladen nu weg is, nu we met eigen ogen gezien hebben dat het water hier echt ongelofelijke kleuren heeft?
  • We stiekem best een beetje onder de indruk waren van de tientallen (blacktip) haaien die om ons heen zwommen toen we met onze snorkel setjes de roggen kwamen voeren?
  • Verstandig (lees: niet belachelijk duur), reizen een boel voorbereiding vergt?
  • En dat we al weken geleden zijn begonnen om dit snel-opeen-volgende deel van de reis goed uit te zoeken?
  • Frans Polynesië, waar de eilanden Tahiti en Moorea (en ook het beroemde Bora Bora) deel van uit maken, een gebied beslaat groter dan Europa?
  • We dit leven best nog een week langer hadden kunnen volhouden?
  • '8 days a week' een spreuk is op één van Gerard zijn vrachtwagens (en we nu dus plagiaat hebben gepleegd)?

De cirkel (van 21.000 km) is rond

In het laatste dorp dat we aandeden aan de Australische kust, Jervis Bay, stapten we nog een keer op een walvis- en dolfijnenboot tour. Juist omdat we eerder al zo van deze dieren hadden genoten, besloten we nog een keer van de speelse capriolen van de dolfijnen en de van de grootsheid van de (Humpback, Bultrug) walvissen te gaan genieten. Na de gave, drie uur durende tour deelden we, onder het genot van een bakje (oplos) koffie, ervaringen uit met twee reizigers die net uit Zuid-Amerika komen en als volgende bestemming Nieuw-Zeeland hebben. Die tegenovergestelde overeenkomst leverde genoeg gespreksstof op.

Toen we de kust gedag hadden gezegd, staken we de bergrug naar Kangaroo Valley over. Dit prachtige dorpje, dat als een enorme kom door bergen wordt omringd, had beter 'Wombat Valley' kunnen heten want die zagen we hier (eindelijk) genoeg! 's Nachts werden we zelfs een paar keer wakker doordat de camper nogal schudde. Blijkbaar jeukt de huid van de wombat nogal want een paar weken geleden werden we door dezelfde geluiden wakker. Hadden we toen geweten dat dit veroorzaakt werd door dit onschuldige buideldier, dat zijn heil vindt tegen onze bumper, waren we destijds waarschijnlijk wat minder bang uit onze nachtrust ontwaakt.

Samen met Lucia hebben we drie maanden geleden al een gedeelte van de Blue Mountains (net west van Sydney) gezien maar het park liet nog genoeg over voor een tweede bezoek. Ook hier ging de reizigers-wijsheid: 'de meest bekende plek is niet altijd het hoogtepunt' op want juist daar waar de touringcars niet kunnen komen, zagen we de meest indrukwekkende uitzichten. Terug in Sydney veroorloofden we ons de luxe van de camping (voor drie dagen) en spraken we af met Sally, die Sheila kent van eerdere avonturen in Amerika. Samen met haar man Phil en dochtertje Stella praatten we bij in een heerlijk restaurant.Vandaag gaanwe met een onbeperkt openbaar vervoer ticket op zak de stad in en genieten we nog een keer per trein en veerboot van Sydney.

Terugkijkend heeft Australië ons veel meer gegeven dan verwacht of zelfs gehoopt. Het beeld van de afgelegen Outback alleen doet afbreuk aan dit diverse land vol met mooie natuur en vooral heel veel dieren. Dat Australië gevaarlijk zou zijn door de slangen, spinnen of de enorm afgelegen wegen kan ook uit de wereld geholpen worden. We zijn echt bijzonder weinig gevaarlijke dieren tegengekomen en op de hoofdwegen in de Outback ben je echt niet alleen. De camper is echt dé manier om dit land te zien, we hebben er letterlijk elke dag van genoten. Wel was het moeilijk om in ons beoogde budget te blijven in dit dure land, vooral door de hoeveelheid benzine die de enorme afstanden over dit continent vragen.

Donderdag (heel) vroeg vliegen we de internationale datum grens over naar Tahiti, waar we in ongekende luxe (voor ons backpackers dan) een week zullen blijven. Wat een rotleven hebben we toch!

Wist u dat:

  • Ons telefoonnummer (0061420743279) vanaf nu vervalt?
  • We hier twee keer (zonder succes, door te weinig werk) hebben gesolliciteerd en nu het beroep 'fruit-plukker' niet op ons CV kan?
  • Jervis Bay officieel (Guinness Book of Records) het witste zandstrand ter wereld heeft?
  • We naar de film 'Horrible Bosses' zijn geweest, welke ons er nogmaals van doordrong hoe blij we zijn zonder...
  • We tegelijkertijd met onze vrienden Gido en Marita bij de Grand Canyon waren (maar zij in de USA)?
  • We nog nooit eerder een duurder land dan Nederland tegen zijn gekomen?
  • De nieuwe creditcard die we op lieten sturen naar de kennissen in Sydney, per ongeluk door hun verknipt en weggegooid is?
  • De backpacks weer uit het vet moeten nu we de camper gaan inleveren?
  • Deel drie (van drie) van de reis nu begint?

De Australische Alpen

De uitnodiging die we een tijdje terug in de Outback al ontvingen, lostten we nu graag nog in. Neville en Helve wonen op Phillip Island en vonden het erg leuk dat we met de camper langskwamen. De Australische gastvrijheid (en de Estlandse kookkunst) gaven ons een heerlijke twee dagen. We kregen de 'grand tour' over het eiland: het circuit (waar de MotoGP jaarlijks wordt gehouden), de kust waar duizenden pinguins leven en de rustige vissersdorpjes. 's Avonds sliepen we heerlijk in de camper op de oprit.


Veel reizigers rijden het stuk tussen Melbourne en Sydney in twee dagen (over de snelweg). Gelukkig hebben wij er wat meer tijd voor, want de kustlijn is ook hier weer hardstikke mooi. We wandelden in een paar van de tientallen Nationale Parken en verwonderden ons wederom over hoe veelzijdig Australië is. Op een van onze slaapplekjes (die we trouwens vinden mbv ons 'Camps' book, een wegenatlas met alle gratis slaapplekken erin vermeld) waanden we ons door de intens groene heuvels weer in Nieuw Zeeland en dat wil wel wat zeggen.

In het vissersplaatsje Mallacoota zagen we een pelikaan geduldig wachten op de restten van de vissen die werden schoongemaakt op de pier. Van dit schouwspel genietend kwamen de zwarte kakatoe's, luid schreeuwend, overvliegen. Wat genieten we elke dag van de dieren hier. Op ons 'lijstje' staan nog de wombats, een soort hele grote cavia, die we tot nu toe alleen nog maar aangereden aan de kant van de weg hebben gezien.

Net nadat we de zuid-oost hoek van Australië rondden (dat is een scheepsterm, maar het klinkt wel romantisch) passeerden we ook de grens van New South Wales. Terug in de staat waar we begonnen. De nachten zijn trouwens behoorlijk koud en we moeten zeggen (zonder teveel te willen klagen) dat een nacht zonder de twee slaapzakken om en een echt matras ons geen kwaad zouden doen. We lieten de kust even voor wat het was en trokken een stukje (250 km) het binnenland in voor de bergen.

De 'Great Dividing Range' is de bergketen die een stuk van de oostkust af, helemaal van noord naar zuid Australië loopt. De hoogste berg is Mount Kosciuszko (naar een Poolse meneer) en daar hebben wij ons een dag lang weer kind gevoeld. Wat een beetje sneeuw wel niet met je kan doen. Sleeën, sneeuwballen en ook een sneeuwpop mochten niet ontbreken, maar het is dan ook niet elke dag dat we (in Australië nota bene) sneeuw tegenkomen. De dag werd passend afgesloten met bier en pizza.

Vraag honderd mensen wat de hoofdstad van Australië is en 99 daarvan zullen waarschijnlijk Sydney zeggen. Maar toen Melbourne en Sydney (bij de vorming van een overkoepelende overheid) het niet eens konden worden wie er met de eer mocht strijken, besloten ze de stad Canberra te stichten (in 1911), democratisch tussen de twee steden in. Blijkbaar kenden ze in die tijd nog geen kleur want dat was nergens te bekennen in de stad.

De laatste week in Australië gaan we nog goed besteden voor al het moois tussen hier en Sydney, vanwaar we op 15 september naar Tahiti, Frans Polynesië, zullen vliegen (en naar dat paradijs zien we al 8 maanden uit!).

P.s. Tante's Wil en Marjon: bedankt voor de extra fotoruimte!

Wist u dat:

  • De MotoGP nooit meer hetzelfde zal zijn nu we weten dat als de coureurs bocht 2 missen, ze praktisch in zee liggen (bij de witte haaien)?
  • Sil (het 4 jaar oude zoontje van Richard en Leybra) zich afvroeg of 'de andere kant van de wereld' nóg verder is dan Groningen?
  • Men vroeger naar het eiland Tasmanië kon lopen omdat het toen nog aan het vaste land vastzat (en nu 10 uur varen is)?
  • We onszelf eens wilden verwennen met een dagje sauna, maar dat dat concept hier (nog) onbekend is?
  • De camper een beetje olie gaat verbruiken, maar we hebben hem dan ook al over de onderhoudsinterval heengereden.
  • De meeste Australiërs die we op de pistes zagen lopen (met 15 graden celsius) aangekleed waren voor een expeditie naar de zuidpool?

De twaalf Apostelen

Met spierpijn in de nek als gevolg, speurden we de eucalyptusbomen in Mount Eccles NP af naar koala's. De uur-durende wandeling kostte ons ruim drie maar leverde ons onze eerste 'wilde' koala's op. Wat speciaal om deze prachtige dieren in hun natuurlijke omgeving te zien (en te ruiken, want doordat ze alleen maar eucalyptus bladeren eten, ze drinken zelfs niet eens, ruikt hun ontlasting heel sterk).

Als natuurlijk hoogtepunt van Victoria mochten de bergen van de Grampians niet overgeslagen worden. Overstromingen hebben grote delen van het nationale park helaas onbegaanbaar gemaakt maar er was genoeg over voor drie heerlijke (wandel) dagen met ongeëvenaarde uitzichten. Op de laatste wandeldag kwamen we aan de praat met twee vrouwen die ons bij hun thuis op de boerderij uitnodigden voor een kop thee. Met echte Australische gastvrijheid werden we daarna in de Landrover (met hond Sacha achterop) rondgeleid over het enorme land van de familie.

Na dit mooie inzicht in het Australische boerenleven reden we terug naar de kust waar debekendste route van het continent wordt gedefiniëerd als 'The Great Ocean Road'. Voordat we aan deze 280 km lange route begonnen, zagen we nog twee walvissen (moeder en kind) vanaf het uitkijkplatform bij Warrnambool. De 'southern right whales' (de Zuidkapers)komen hier elke winter om hun jongen aan te laten sterken voor de koude wateren rond de Zuidpool. Het was moeilijk om weer te vertrekken omdat het echt bijzonder was om de walvissen op nog geen 50 meter van het strand te zien zwemmen.

Op de Great Ocean Road was het uitkijkpunt bij de 'Twelve Apostels' zeker de meest indrukwekkende van de tientallen waar we zijn gestopt. Wel moet je, om teleurstelling te voorkomen, vooraf weten dat van de 12 grote zuilen er al een stuk of 8 zijn omgevallen. De vier zuilen die net uit de kust in zee nog trots overeind staan maken samen een imponerend plaatje. Verderop bij Cape Otway spotten we nog tientallen koala's in de bomen, waarvan we er één heel bereid vonden te poseren voor de camera.

Melbourne is de op-één-na grootste stad van het land maar in onze ogen de allerleukste. De stad ademt een heerlijke café-sfeer en voor het eerst zien we, buiten Nederland, volop terrassen op de pleinen en in de nauwe steegjes. De rondleiding met de stadsgids vertelde ons over de tijden van de goudkoorts, welke Melbourne rijk (en onafhankelijk van Sydney) maakte. Een bezoek aan het parlementsgebouw (van de staat Victoria)en de Treasury (de schatkamer, waar vroeger het goud werd bewaard) maakten ons bezoek cultureel verantwoord.

De laatste drie weken in Australië zullen we gebruiken om de resterende 1000 km terug naar Sydney, rustig langs de kust, af te leggen.

Wist u dat:

  • We voor het eerst in zeven maanden (eigengemaakte) gehaktballen hebben gegeten?
  • Koala's tot wel 19 uur per dag slapen?
  • Reizen soms zo (positief) vermoeiend kan zijn dat we af en toe wel een koala zouden willen zijn?
  • We op regendagen in de bibliotheek te vinden zijn?
  • We Spaans aan het leren zijn via de Iphone, als voorbereiding op deel 3 van de reis?

Deze reis is mede mogelijk gemaakt door:

Tiara Tours